Houd je Urban Jungle plagen vrij!

Nu we langzaam de tuin omruilen voor onze Urban Jungle, krijgen we ook binnenshuis te maken met verschillende plaaginsecten. Welke zijn de voornaamste plagen? Waar moet je op letten bij een mogelijke besmetting en hoe bestrijd je deze infecties? In deze blog een aantal handige feiten en tips om je zo beter voor te bereiden op deze interne plaaginsecten.

Bladluis

Bladluizen zijn kleine sap zuigende insecten die met hun zuigsnuiten gaatjes prikken in stengels en bladeren. Zij zuigen vervolgens de plantensappen uit de planten waardoor ze schade veroorzaken aan de planten. Bladluis bestrijden kan op verschillende manieren met als bekendste manier de inzet van lieveheersbeestjes. Op deze pagina meer informatie over bladluis bestrijden en achtergrondinformatie over wat de bladluis zelf.

Er zijn ongeveer 5.000 (!) verschillende soorten bladluis beschreven, allemaal onderdeel van de insectenfamilie Aphididea. Sommige soorten voeden zich met slechts één type plant terwijl andere soorten generalisten zijn en zich voeden met verschillende planten. Bekende soorten zijn onder andere de groene perzikluis, zwarte bonenluis, katoenluis, rode tabaksluis, wolluis en de dopluis. Bladluizen zijn over het algemeen erg klein en komen voor in verschillende kleuren zoals groen, wit, zwart, geel en rood.

Kenmerkend voor de bladluis is dat deze altijd het groeipunt van een plant opzoekt. In de meeste gevallen is dit de top van een jonge stengel of daar waar een nieuw blad ontstaat. Bij de bladeren zullen de bladluizen zich vooral aan de onderkant van het blad bevinden. Simpelweg zoekt de bladluis de plek op waar hij het meeste voedsel kan vinden en waar makkelijk het plantensap opgenomen kan worden. Indien het aantal bladluizen op een plant laag is dan hebben planten er niet veel last van, maar vaak is de bladluis in grote getalen aanwezig op planten. Dit komt doordat een bladluisvrouwtje geen mannetje nodig heeft om zich voort te planten en zich daardoor eenzijdig, snel en veelvuldig kan voortplanten. Vaak zie je dat de bladluis binnen een korte tijd van de ene naar de andere plant overstapt en voor een invasie op alle planten zorgt.

Ter bestrijding van bladluis kunt u gebruik maken van de bekendste bestrijder, het lieveheersbeestje. Wij adviseren om de Adalia pipunctata larven te gebruiken. Dit type lieveheersbeestje kan worden ingezet tegen verschillende soorten bladluizen in diverse planten. De larven staan bekend om hun vraatzucht. De volwassen lieveheersbeestjes verorberen ook alle stadia van luis. Naast de lieveheersbeestjes kunt u ook gebruik maken van de Chrysoperla gaasvlieg welke vooral werkt als correctieve bestrijder van bladluis. Als derde optie zijn er de sluipwespen, de mix van sluipwespen is vooral een preventieve oplossing ter voorkoming van bladluis. Deze predatoren gecombineerd zorgen voor een totale bestrijding van bladluizen. De sluipwespen mix die wij leveren bestaat uit de volgende sluipwespen.

Varenrouwmug

De varenrouwmug is een veel voorkomende plaaginsect, bij binnenshuis gekweekte planten. Vooral als de luchtvochtigheid hoog is. U kunt ze zien rondvliegen bij kamerplanten of ze verzamelen zich bij een nabijgelegen raam. Deze mug steekt gelukkig niet maar kan wel voor overlast zorgen. De varenrouwmug legt haar eitjes in de bodem. Wanneer de eitjes uitkomen wordt er een larve geboren. Larven of maden hebben een glanzende zwarte kop en een langwerpig, witachtig tot transparant lichaam, ongeveer 3 mm lang. Ze komen het meest voor in vochtige, rijke bodems en voeden zich met wortels, schimmels en andere organische materialen. De geboren larven kruipen uit de grond en beginnen direct met het knagen aan de wortels.

Volwassenen varenrouwmuggen zijn delicate, grijszwarte, mugachtige vliegen met lange poten en een paar heldere vleugels. De volwassen varenrouwmug is zo’n 4 tot 5 mm groot. Ze lijken erg op fruitvliegjes. Het zijn geen goede vliegers. De volwassen muggen leven voornamelijk van dood organisch materiaal maar bij gebrek hieraan vreten ze ook de wortels van levende planten aan. Volwassen exemplaren leven ongeveer een week en leggen tot 300 eieren in de rijke, vochtige bodem. Binnen 4-6 dagen verschijnen er kleine larven en beginnen ze zich te voeden met plantenwortels gedurende hun twee weken durende periode. Het popstadium duurt 3-4 dagen, waarna jonge volwassenen de grond verlaten en beginnen aan de volgende generatie. De gehele levenscyclus van ei tot volwassen kan in slechts 3-4 weken worden voltooid, dit is afhankelijk van de temperatuur. Het bestrijden van de varenrouwmug kan door biologische bestrijders in te zetten.

Voor een preventieve bestrijding van de rouwvliegjes leveren wij de Hypoaspis miles (Stratiolaelaps scimitus) roofmijt. De Hypoaspis miles is een bodemroofmijt die een breed scala aan insecten bestrijdt. Deze roofmijt leeft in de bovenste grondlaag tot 4 cm diep en kan zich snel door de grondlaag bewegen en voelt zich thuis in vochtige (pot)grond. De Hypoaspis richt zich voornamelijk op de eieren, larven en poppen van varenrouwmuggen (Sciaridae), met een voorkeur voor kleinere larven. De Hypoaspis werkt niet tegen de reeds aanwezige volwassen exemplaren.

De Hypoaspis is vooral geschikt als preventief middel tegen de varenrouwmug, vroegtijdige inzet is essentieel. Afhankelijk van de verwachte plaagdruk wordt gestart met een dosis van ca. 250 stuks roofmijten per vierkante meter. Na één tot twee weken is het goed om een onderhoudsdosering te geven van nogmaals 250 stuks per vierkante meter. Indien er al varenrouwmuggen aanwezig zijn kan er gekozen worden de dosering te verhogen naar 500 stuks per vierkante meter.

Daarnaast kunt u ook gebruik maken van de Steinernema feltiae aaltjes die werkzaam zijn tegen de larven en poppen van diverse plaaginsecten. In de bodem kan de Steinernema feltiae de larvale stadia van varenrouwmuggen (grondvliegjes, Sciaridae), poppen van trips en larven van taxuskever bestrijden. Aaltjes zijn van nature in de bodem voorkomende rondwormen (Nematoden). Ze zijn erg klein (0,3 tot 0,7 mm) en dus onzichtbaar. Ze zijn onschadelijk voor mens, dier en plant.

Spint?

Spint is één van de bekendste plaaginsecten, die voor veel schade zorgt in diverse gewassen. De spintmijt komt voor in groente- en fruitgewassen maar ook bij diverse sierplanten. De meest bekende spintmijt is de Tetranychus urticae. Dit type spint komt het meeste voor in Nederland en staat ook wel bekend als de kasspintmijt of bonenspintmijt. Er zijn echter diverse soorten spintmijten beschreven en ze hebben allemaal gemeen dat ze zich in een droge en warme omgeving flink vermenigvuldigen en enorme schade kunnen aanrichten. Naast dat ze zich voeden met plantsappen spinnen ze fijne draden op de plant, vandaar de naam spint.

De spintmijt is een kleine ovale mijt die in volwassen vorm zo’n 0,5 mm groot is. Met het blote oog is dit beestje nauwelijks te zien. De spintmijt kan bruin of oranje-rood zijn, maar groen, groenachtig/geel of een bijna doorschijnende kleur is het meest voorkomend. Overwinterende vrouwtjes zijn oranje tot oranje-rood. De inhoud van het lichaam is vaak zichtbaar door de transparante lichaamswand. Dit zijn de twee zwarte stippen op het lijf. Vandaar dat de spintmijt ook wel de mijt met de twee stippen wordt genoemd. Spintmijten bewegen zich traag of zelfs helemaal niet en ze houden zich vaak op aan de onderkant van bladeren. Op die plek doen zij zich tegoed aan het weefsel en sap van de bladeren.

Effectief bestrijden van spintmijten kan het beste door het inzetten van hun natuurlijke vijand, de roofmijt. Het inzetten van roofmijten is vooral effectief in een afgesloten ruimte zoals een kas. In een open tuin zal het minder effectief zijn. Er zijn verschillende soorten roofmijten die zich richten op de bestrijding van spintmijten. De meest gebruikte roofmijten zijn de Phytoseiulus persimilis en Amblyseius californicus. Roofmijten kunnen vanwege hun langere poten goed worden onderscheiden van spintmijten. Ze zijn ook een stuk actiever en bewegen zich in snel tempo. Ze zijn vaak rood of oranje van kleur. Phytoseiulus persimilis is de meest ingezette vijand en voedt zich met alle stadia van de spintmijt. De A. californicus roofmijt richt zich ook op alle stadia van spint maar heeft voorkeur voor de jongere stadia. Bij afwezigheid van prooien kan de A. californicus, in tegenstelling tot de Phytoseiulus ook overleven op het aanwezige stuifmeel van de planten. Deze roofmijt kan langere tijd zonder eten en kan daardoor ook preventief worden ingezet tegen spint.

Trips

Tripsen (officieel thrips) zijn kleine, gevleugelde insectjes die over het algemeen zo’n 1 millimeter lang zijn. Ondanks dat ze vleugels hebben zijn het slechte vliegers. Als je een trips goed bestudeert onder een microscoop dan kan je zien dat de trips aan de achterzijde franje heeft. Vandaar staat dit insect ook wel bekend als een franje vleugeling. Trips vrouwtjes kunnen zich eenzijdig voortplanten en kunnen zich daardoor op grote schaal vermenigvuldigen bij de juiste omstandigheden. In omgevingen waar er weinig natuurlijke vijanden zijn zal de trips infectie in korte tijd een enorme grootte kunnen aannemen. Een ware plaag voor de planten en een irritatie voor de mensen.

Tripsen bouwen gemakkelijk een resistentie op tegen insecticiden waardoor sprays en (chemische) middelen vaak niet afdoende werken. Bestrijding van tripsen is lastig omdat tripsen erg klein zijn en zich snel kunnen voortplanten. Voor een effectieve bestrijding moeten zowel de volwassen tripsen als de tripslarven en eieren worden aangepakt. Wij adviseren om de Orius roofwants in combinatie met de Hypoaspis bodemroofmijt uit te zetten. Waar de Orius zich richt op de nimfen én volwassen tripsen in de plant richt de Hypoaspis roofmijt zich vooral op de eitjes en nimfen in de bodem. Deze twee predatoren gecombineerd zorgen voor een totale bestrijding van tripsen.

Tripsen bouwen gemakkelijk een resistentie op tegen insecticiden waardoor sprays en (chemische) middelen vaak niet afdoende werken. Bestrijding van tripsen is lastig omdat tripsen erg klein zijn en zich snel kunnen voortplanten. Voor een effectieve bestrijding moeten zowel de volwassen tripsen als de tripslarven en eieren worden aangepakt. Wij adviseren om de Orius roofwants in combinatie met de Hypoaspis bodemroofmijt uit te zetten. Waar de Orius zich richt op de nimfen én volwassen tripsen in de plant richt de Hypoaspis roofmijt zich vooral op de eitjes en nimfen in de bodem. Deze twee predatoren gecombineerd zorgen voor een totale bestrijding van tripsen.

Motten

De voedselmot of voorraadmot is een mot die veelal binnenshuis voorkomt en haar naam heeft gekregen door de locatie waar deze mot haar eitjes legt, namelijk in of in de buurt van potentiële voedselbronnen. De mot komt vaak ongemerkt het huis binnen via (dieren)voedsel wat u heeft gekocht. Het is niet de mot maar de rups (larve) van de voedselmot die voor besmetting van voedsel zorgt en ook schade toebrengt aan de verpakking van het voedsel zoals plastic en karton waar het voedsel in is verpakt. De larven kunnen door plastic en karton heen eten en ze richten zich op een breed scala aan voedselwaren zoals granen, cornflakes, bonen, noten, meel, gedroogd fruit, vogelzaad, dierenvoedsel, specerijen, chocolade en snoep. Uit de eitjes die de vrouwtjesmot heeft gelegd worden larven geboren die direct op zoek gaan naar voedsel zodat ze zich kunnen volvreten en zich kunnen ontwikkelen tot een nieuwe generatie motten. Deze motten zullen vervolgens weer paren en de cyclus begint opnieuw.

Als u last heeft van kledingmotten dan kan dit veel schade veroorzaken aan kleding, meubels, tapijten en textiel. Het is niet de mot maar de rups (larve) van de kledingmot die voor schade zorgt aan verschillende organische materialen zoals bijvoorbeeld wol, haar, bont, leer, veren, zijde maar en linnen. Uit de eitjes die de vrouwtjesmot heeft gelegd worden larven geboren die direct op zoek gaan naar een eiwitrijke voedselbron zodat ze zich kunnen voleten en zich kunnen ontwikkelen tot een nieuwe generatie motten. Deze motten zullen vervolgens weer paren en de cyclus begint opnieuw.

Het is belangrijk om een motteninfectie vroegtijdig te herkennen, motten kunnen zich snel voortplanten en het is zaak om de eerste tekenen vroegtijdig te signaleren. De signalen zijn meestal niet zichtbaar totdat u schade ontdekt die is veroorzaakt doordat de larven van de kledingmot zich hebben gevoed met bijvoorbeeld kleding of meubelstukken. Ter bestrijding van motten kunt u gebruik maken van een feromoonval in combinatie met Trichogramma sluipwespen. De feromoonval werkt heel simpel, de val is voorzien van lokstof waar de mannelijke motten op af komen. Zodra ze in de val zitten blijven ze plakken op het lijmgedeelte. Door het wegvangen van de mannelijke motten zal er een rem gezet worden op de ontwikkeling van de motten aangezien er minder vrouwtjes bevrucht worden.

Shopping cart

close