De Hypoaspis miles roofmijt (ook bekend als Stratiolaelaps scimitus) is een echte allrounder die tal van plaaginsecten te lijf gaat. In de bodem jagen de roofmijten op larven en poppen van de trips, rouwvliegjes en springstaartjes, in het kippenhok zijn bloedluizen niet veilig voor de roofmijten, in de bijenkast pakken ze varroamijt aan. Omdat roofmijten ondergronds te werk gaan, is hun werk vaak niet direct zichtbaar. Het lijkt alsof je moet zoeken naar een speld in een hooiberg, maar het is gelukkig goed mogelijk om de aanwezigheid van de roofmijten te controleren. Lees verder om te leren hoe je dat doet. Zo ben je er zeker van dat de inzet goed verloopt!
Zo controleer je bij ontvangst of roofmijten actief zijn
Hypoaspis miles roofmijten worden geleverd in een soort veengrond, verpakt in een doorzichtige papieren zak met een witte achterkant. Roofmijten overleven het transport goed. Roofmijten overleven enkele weken zonder eten en gaan bij een temperatuur onder de 10 °C of boven de 30 °C simpelweg over in een ruststand. Toch is het verstandig om direct na ontvangst te controleren of de roofmijten in het materiaal aanwezig zijn. Volg hiervoor de volgende stappen:
- Laat de verpakking op temperatuur komen.
Haal de verpakking minstens 1 uur uit de koeling bij kamertemperatuur (19-25 °C) met een relatieve luchtvochtigheid van 65-75%. Houd de verpakking beschut van de zon. - Verspreid wat van het materiaal op een wit papier.
Strooi een kleine hoeveelheid veenmateriaal met roofmijten op een wit vel papier en wacht 20 seconden. - Gebruik een loep om te inspecteren.
Neem een loep met 10-15x vergroting. Roofmijten herken je als roodbruine mijten die relatief snel bewegen. Als het materiaal nog koud is, blijven de roofmijten in ruststand. Laat het dan langer op temperatuur komen.
Zijn de roofmijten na de controle niet zichtbaar? Aarzel dan niet om ons te bellen! Succesvolle bestrijding begint namelijk met het uitzetten van goed materiaal. Als er aan het begin al iets niet in orde is, dan valt er weinig van de bestrijding te verwachten.
Zo controleer je roofmijten na het uitzetten
Na het uitzetten van de Hypoaspis miles roofmijten, verbergt de roofmijt zich in de bovenste laag van de potgrond. Daar gaan de roofmijten de larven en poppen van de trips, varenrouwmug of springstaarten te lijf. Gebruik je de roofmijten tegen bloedluizen in het kippenhok, dan kan het eerst lijken alsof er juist meer bloedluizen zijn. Geen zorgen: dit is juist een goed teken. De roofmijten hebben de bloedluizen uit de hoeken en kieren van het hok verdreven. Lijkt de drukte na 3 weken niet af te nemen? Dan is er mogelijk toch iets mis met de populatie. Dit kan je nagaan door de roofmijten opnieuw te controleren.
Het controleren van roofmijten bij kamerplanten of in de kas
- Wacht een paar dagen met water geven.
De grond die je gaat controleren op de aanwezigheid van roofmijten mag niet al te nat zijn, maar zeker ook niet te droog. Het is handig om potgrond op z’n laatst 2 dagen na een gietbeurt te controleren. - Gebruik een loep om de potgrond te bekijken.
Gebruik een handloep met minimaal 10x vergroting. Schep wat grond opzij en zie of je tussen de korrels iets ziet bewegen. Een volwassen roofmijt is roodbruin van kleur en ongeveer 0,5 millimeter groot. - Extra controle op een witte achtergrond.
Zie je de roofmijten niet? Haal dan wat grond uit de pot en leg dit een vel wit papier. Verspreid het materiaal goed en kijk opnieuw met een handloep of je iets ziet lopen. De mijten laten zich niet zo gemakkelijk zien, dus een enkele mijt is al goed nieuws! - Controleer meerdere potten.
Herhaal deze controle bij minstens 5-10 potten. Omdat de roofmijten zich door de bodem bewegen, is het heel normaal om bij enkele potten geen roofmijt te zien. Zie je een klein wit exemplaar? Dan heb je een jonge mijt te pakken: dit is een goed teken dat de populatie zich ontwikkelt.
Het controleren van roofmijten in het kippenhok of de bijenkast
- Neem strooisel uit het hok of de kast.
Neem wat materiaal uit het kippenhok of de bijen kast en leg dit op een vel wit papier. Spreid het materiaal goed uit. - Gebruik een loep om het strooimateriaal te bekijken.
Gebruik een handloep met minimaal 10x vergroting en kijk of je in het strooimateriaal iets ziet bewegen. Een volwassen roofmijt is roodbruin van kleur en ongeveer 0,5 millimeter groot. Zie je één of meerdere mijten rondlopen? Dan gaat het goed met de populatie. De roofmijten laten zich niet gemakkelijk zien, dus een enkele mijt is al positief. Zie je een klein wit exemplaar? Dan heb je een jonge mijt te pakken: dit is een goed teken dat de populatie zich ontwikkelt.
Optimale omstandigheden voor Hypoaspis miles roofmijten
Wil je plaaginsecten optimaal bestrijden met roofmijten? Dan is het belangrijk om goede omstandigheden voor, tijdens en na de inzet te hebben. Volg de volgende richtlijnen om het maximale uit de bestrijding te halen.
- Gebruik minstens 6 weken voor of na de inzet van roofmijten geen chemische bestrijdingsmiddelen. Deze zijn namelijk net zo schadelijk voor nuttige insecten als plaaginsecten.
- Zet de roofmijten bij voorkeur binnen 18 uur na ontvangst uit. Bewaar roofmijten nooit langer dan 2-3 dagen en bewaard bij een temperatuur van 10-15 °C en een relatieve luchtvochtigheid van 70-80%. Houd de roofmijten altijd uit de directe zon.
- Roofmijten zijn actief bij een temperatuur tussen de 10 en 28 °C, maar jagen pas actief vanaf 15 °C op de plaaginsecten. Bij een temperatuur onder de 10 °C of boven de 30 °C gaan de roofmijten over in een rustfase. Onder de 0 °C overleven de roofmijten het nooit. De roofmijten werken vanaf een luchtvochtigheid van 60-70%, alhoewel een inzet bij 70-80% ideaal is.
- Zorg ervoor dat je voldoende roofmijten inzet. Voor een bestrijding tegen trips of varenrouwmug raden wij een inzet van 250-500 roofmijten per m2 aan. Bij een ernstige plaag kan de dosis verhoogd worden. Een enkele roofmijt eet dagelijks 2-5 larven of poppen van de trips, varenrouwmug of springstaarten.
- Zet een onderhoudsdosering in. Roofmijten hebben een levensverwachting van 13-28 dagen. Door de snelle voortplanting houdt de populatie zich grotendeels in stand en eitjes komen al na 2-3 dagen uit. Het is echter verstandig om na ongeveer 2 weken nog eens een onderhoudsdosering toe te passen. Zo ben je er zeker van dat de plaag van het toneel is verdwenen.

Close up van een Hypoaspis miles roofmijt die een voedermijt opeet
Door de roofmijten die je bestelt zowel voor als tijdens de inzet goed te controleren, is de kans van slagen een stuk groter. Hoe beter de omstandigheden voor de roofmijten, des te beter houdt de populatie zichzelf in stand. Neem daarom af en toe even wat tijd om te checken hoe het gaat, je planten en dieren zullen je dankbaar zijn!
Dit artikel is voor het eerst gepubliceerd op 17 april 2018 en herzien en opnieuw gepubliceerd op 11 juli 2025